Al eerder is op de website iets over deze stalen, ruim 18 meter lange motorzeiler geschreven. Het was ontworpen door H. W. de Voogt voor de Braziliaan Carlos Guinle uit Rio de Janeiro. Na de laatste publicatie zijn nogal veel nieuwe feiten bekend geworden, vandaar dit ‘deel II’.
Carlos Guinle (1919-1955)
Na de aflevering op de werf in december 1954, werd het kits getuigde zeiljacht “Calypso” naar Brazilië getransporteerd. De eigenaar, Carlos Guinle, was lid van een van de rijkste families van Brazilië, naast zijn zaken hield hij zich vooral bezig met componeren van onder andere sambamuziek. In 1955 was hij 36 jaar oud, maar leed aan een chronische ziekte waaraan hij in december van dat jaar al zou overlijden.
Lafitte
Guinle bezat eerder een zeiljacht dat ook bij Scheepswerf “De Vlijt” was gebouwd. Dit was de teakhouten “Lafitte” van 13 meter, ook door De Voogt ontworpen en gebouwd voor H.L. van der Haas, een Nederlander in Brazilië. In 1950 had Carlos Guinle dit zeiljacht van hem gekocht.
Waarschijnlijk voor een platenhoes met door hem gecomponeerde Sambamuziek werd een foto aan boord van de “Lafitte” gemaakt. Links zit de bevriende zanger Dorival Caymmi en rechts Carlos Guinle. Nu, 65 jaar later, is deze foto nog overal op internet te vinden.
Henk en Cees de Vries
Zij hadden al eerder samen een buitenlandse reis gemaakt want de bouw van jachten voor buitenlandse rekening werd in die jaren steeds belangrijker. Een reden voor de twee neven om in 1952 – 1953 enige tijd in het noordoosten van de Verenigde Staten ervaring op te doen. Nu, bij de aflevering van de “Calypso”, leek het opnieuw een goede gedachte om de reis mee te maken en eens in Zuid-Amerika rond te kijken. Henk en Cees de Vries waren beiden omstreeks 28 jaar oud toen zij deze reis maakten.
“Calypso” op de Westeinderplas, herfst 1954
De gegevens die hier volgen zijn ontleend aan de dagboekjes die Cees de Vries tijdens die reis bijhield. Ook de bijschriften achter op foto’s gaven soms enige informatie.
Aan boord van het ss “Amstelland”
Zondag 23 januari 1955.
Om kwart over 1 in de middag vertrok het ss “Amstelland” (10765 t) van de Koninklijke Hollandsche Lloyd vanuit Amsterdam. Het was een voormalig Libertyschip. De “Calypso” stond op het voordek, afgedekt met grote dekzeilen. Onderweg bleken deze zeilen hard nodig om het zeiljacht enigszins schoon te houden. Op de “Amstelland” was het namelijk de gewoonte om elke ochtend om een uur of 5 ‘roet te blazen’. Tijdens de overtocht, op zaterdag 29 januari 1955, vierde Henk de Vries zijn 28ste verjaardag door op een paar biertjes te trakteren. De dagindeling was nogal eentonig, maar doordat Henk en Cees steeds aan de “Calypso” werken, is er geen tijd voor verveling. Om 8 uur is het ontbijt, om 10 uur koffiepauze. Om half twaalf moeten de handen gewassen worden want elke dag om 12 uur is het de gewoonte om bij de kapitein een borrel te drinken. Na het middageten kan er weer tot half 6 in de middag gewerkt worden, het avondeten werd opgediend om 6 uur. Ze hadden een goed contact met de kapitein, de officieren en de rest van de bemanning. ’s Avonds waren Henk en Cees vaak op de brug te vinden.
Dinsdag 1 februari 1955
De “Amstelland” gaat voor anker bij de Kaap Verdische Eilanden, in de baai van St. Vincent. Hier werd 800 ton olie gebunkerd en maakten zij kennis met het leven op het eiland. Het is een klein en stoffig stadje, omringd door hoge, rotsige eilanden met weinig begroeiing. Het valt ze op dat de vrouwen zware bussen met wasgoed boven op het hoofd met zich mee dragen. Hierna ging de reis weer verder. De “Calypso” begon er langzaam maar zeker steeds netter uit te zien. Ze schuren en plamuren, lakken en verven. Eerst de romp en daarna de opbouw en het dek. Van de bemanning kregen ze steeds alle medewerking. Peut, poetslappen en kwasten van het schip mogen ze volop gebruiken. Ze hadden zelfs een eigen berghok in de luchtkokers van de “Amstelland”. Wel werd het elke dag wat warmer.
Zaterdag 5 februari 1955
Om 7 uur in de avond werd de evenaar gepasseerd. Aangezien de kapitein niet van kouwe drukte hield, zoals hij dat uitdrukte, verliep deze gebeurtenis bijna ongemerkt. Dus: geen doopfeest of zoiets.
Zondag 6 februari 1955
In de loop van de dag vingen ze een glimp op van de Braziliaanse Fernando-eilanden. De Zuidoost Passaat stond meestal recht op de boeg. Het overkomende zoute buiswater en de wind maakten het schilderen er niet gemakkelijker op.
Vrijdag 11 februari 1955
De kust van Brazilië werd steeds duidelijke zichtbaar en om 10 uur in de avond ging de “Amstelland” voor anker op de rivier bij Santos. Deze stad telde toen ongeveer een kwart miljoen mensen. Elke dag maakten ze wel een tripje naar een bezienswaardigheid, onder andere de Praia boulevard. Ze maakten ook een busreis naar São Paulo dat daar niet zo ver vandaan lag. Ze bleven bijna een week in Santos, op donderdag 17 februari werd het anker opgehaald en vertrok het schip naar Montevideo. Na een voorspoedige reis arriveerde men daar op maandag 21 februari 1955.
De zeiltocht van Montevideo naar Rio de Janeiro
Na aankomst in Montevideo werd de “Calypso” van boord van de “Amstelland” getakeld en naar een ligplaats bij de Jachtclub van Montevideo gevaren. Het jacht werd opgetuigd en verder gereed gemaakt voor de zeiltocht naar Rio de Janeiro. De privé bemanning van Guinle nam nu het zeiljacht over, Carlos Guinle zelf kwam vanuit Rio de Janeiro een kijkje nemen. Hij maakte op zondag 27 februari ook de proeftocht op zee mee. Eén van de bemanningsleden was Paulo Muniz, hij maakte veel foto’s van het begin van de tocht.
Proeftocht bij Montevideo, rechts Carlos Guinle, links van hem Paulo Muniz
Henk en Cees werden door veel mensen uitgenodigd en konden verder uitgebreid kennismaken met Montevideo, de hoofdstad van Uruguay.
Henk, links en Cees de Vries in Montevideo
Montevideo, zondag 6 maart 1955 de bemanningen van de ‘Calypso’ en de ‘Meus Amores’ aan boord van de ‘Calypso. Midden Carlos Guinle en links Cees en Henk de Vries
Men besloot om de zeiltocht naar Rio niet alleen te maken. Waarschijnlijk was het plan om met twee schepen een soort race naar Rio de Janeiro te maken. Het tweede schip, iets kleiner dan de “Calypso”, heette “Meus Amores”.
Vrijdag 11 maart 1955
Om 12 uur ’s nachts vertrokken de twee zeilschepen vanuit Montevideo. Het weer werd buitengewoon slecht en iedereen, niemand uitgezonderd, was zeeziek. Al direct bleek dat de motor niet erg betrouwbaar was want om 6 uur in de ochtend kwam de eerste storing.
Zaterdag 12 maart 1955
Half zeil, half motor, werd Punta del Este bereikt, het meest oostelijke punt van Uruguay. Om half 7 ‘s avonds vertrokken de beide schepen voor hun ‘race’ op weg naar Rio de Janeiro.
Zondag 13 maart 1955
Midden in de nacht, om half 4, werden ze getroffen door een ‘Pampero’. Dat is een weertype dat vaak in het gebied van La Plata voorkomt. Tijdens een koufrontpassage ontstaan er zware windstoten, waarbij de wind van noordwest naar zuid krimpt. Vaak treden er ook zware onweersbuien op. De fok en de bezaan van “Calypso” woeien kapot. Iedereen was drijfnat, koud en bang.
Maandag 14 maart 1955
Aanvankelijk was er bijna geen wind en had men tijd om de motor schoon te maken. Ook de zeilen konden gerepareerd worden. Tegen de avond herhaalde zich het tafereel dat ze de vorige nacht hadden meegemaakt: opnieuw werden ze getroffen door een Pampero. Cees schreef in zijn zakagenda: ‘Je voelt je minder dan een mug…’
Dinsdag 15 maart 1955
Er stond een stevige wind, maar met de motor was het nog steeds hopeloos. Al zeilend vlogen ze de Braziliaanse haven Rio Grande binnen. De “Calypso” was veranderd in een grote olie- en roestbonk. Hier bleven ze een paar dagen liggen en gingen ze eerst wat slapen. Daarna werd opnieuw de motor gerepareerd. Ook werd er 300 liter olie geladen en alles nog eens goed nagezien.
Donderdag 17 maart 1955
Om half 1 ’s nachts verlieten de “Calypso” en de “Meus Amores” de haven van Rio Grande. De zee was nog steeds hoog en de wind pal tegen. De motor bleef af en toe problemen geven. Zo gingen ook de volgende dagen op zee voorbij, af en toe nam de wind iets af en kon er beter gezeild worden.
Dinsdag 22 maart 1955
Om 1 uur in de middag bereikten ze de bunkerhaven Imbituba. Het is een klein kustplaatsje, ergens tussen Laguna en Florianopolis. Het was er vies en toen ze in een hotelletje wat probeerden bij te slapen, hadden ze verschrikkelijk veel last van muggen. De volgende dag werkte de bemanning aan het schip, want dit zou de laatste stop voor de eindbestemming in Rio zijn.
Donderdag 24 maart 1955
In de namiddag om 6 uur, met matige wind, vertrokken ze uit Imbituba. De wind bleef pal tegen en ook de motor gaf nog steeds problemen. Eindelijk werd op vrijdag het weer wat beter, maar opnieuw kregen ze te maken met tegenslag. Bij een lid van de bemanning, Sergio, bleek de arm uit de kom geschoten. Ze besloten daarom terug te zeilen naar de haven van Florianopolis.
Zaterdag 26 maart 1955
Florianopolis ligt op het eiland Sancta Catarina, vlak voor het vasteland van Brazilië. Ze maakten van de gelegenheid gebruik om de wal op te gaan en een rondritje te maken. ’s Middags om 4 uur begonnen ze aan het laatste deel van hun tocht. Het weer was goed en ze konden een goede snelheid bereiken. In de nacht van zondag 27 maart zeilden ze langs Santos, de lichten van de stad waren duidelijk zichtbaar. Ook de maandag en de dinsdag verliepen zonder problemen, al bleven ze de wind steeds tegen houden.
Dinsdag 29 maart 1955
’s Nachts om half 1 arriveerden ze in een voorhaven van Rio de Janeiro die Angro dos Reis genoemd werd. Het was daar erg heet. De “Calypso” werd schoongemaakt en ’s middags kwam eigenaar Carlos Guinle aan boord.
Woensdag 30 maart 1955
Het laatste stukje naar de jachthaven van Rio werd afgelegd. De reis was ten einde en na bezoek aan de Jachtclub vertrokken Cees en Henk naar een hotel in de stad.
Slot
Dit was het einde van de reis en er zijn geen verdere dagboeknotities meer te vinden. Waarschijnlijk werd de “Calypso” verder in orde gebracht en aan eigenaar Guinle overgedragen. Op donderdag 7 april 1955 stapten Henk en Cees in het KLM-vliegtuig dat hen via Recife, Dakar, Lissabon, Lyon en Frankfurt weer naar Nederland terug bracht. Anders dan aan boord van de “Amstelland”, werd door de KLM wél aandacht geschonken aan het feit dat de evenaar gepasseerd werd. Als passagiers van de DC-6B, de PH-DFK genaamd “Jan Huyghen van Linschoten”, kregen ze een fraai bewijs dat aantoonde dat het vliegtuig hen over de evenaar had gebracht. Op zaterdag 9 april 1955 arriveerden ze ’s middags om half 3 op Schiphol.
Bono
Van de verdere geschiedenis van de “Calypso” is niet veel meer bekend. In 1983, op een reis door Zuid-Amerika, kwam H.S. de Vries H.S.zn (Bieb) (1932-2004) in de haven van de Jachtclub van Santos een zeiljacht tegen dat hij meende te herkennen. Het schip heette “Bono” en bleek inderdaad de vroegere “Calypso” te zijn.
Samba
Carlos Guinle schreef muziek voor vijf samba’s. Zijn eerste nummer heette “Você ñao sei amar” (Jij kent geen liefde), de tekst was van zijn vriend Doriva Caymmi, het verscheen in 1950. In 1952 componeerde Guinle het bekend geworden lied, ook weer op een tekst van Caymmi: “Nao tem soluçao” (Er is geen oplossing).
Spannend hoor. Wat zullen ze bang geweest zijn met die harde wind en motorpech.
Ik weet nog goed dat broer Kees weer thuiskwam. Groot feest en die verhalen!!! Hij had een grammofoonplaat met heerlijke sambamuziek meegebracht(78toeren) . Helaas door mij kapot gegaan. Ik weet ook nog dat Haley de zeilmaker op een schimmeltje boven in de mast zat, om aan het zeil te werken.
Nels de Vries (1940)