Opdracht
Via ontwerper De Voogt werd het mahoniehouten zeiljacht “Lafitte”, waarschijnlijk in het begin van het jaar 1947, door de heer Henri L. van der Haas bij de werf in Aalsmeer besteld. Van der Haas woonde in Brazilië, in de plaats Niterói vlakbij de hoofdstad Rio de Janeiro. De meeste bouwtekeningen werden omstreeks maart en april 1947 door De Voogt gemaakt. De bouwvergunning van het in Den Haag gevestigde ‘Directoraat voor Scheepsbouw en Reparatie’ werd op 16 juni 1947 afgegeven.
In deze periode, zo kort na de tweede wereldoorlog, was het bouwen van een luxe jacht eigenlijk onmogelijk wegens het gebrek aan bijna alles. Overal was een vergunning voor nodig en moesten formulieren in viervoud worden ingevuld om bijvoorbeeld aan lood, aan aluminium, aan mahonie of aan een scheepsmotor te komen. Oorspronkelijk zou de proefvaart vóór of op 1 november 1947 moeten worden gehouden. Maar wegens de omstandigheden was dit tijdstip onhaalbaar en kon de werf pas veel later met de bouw beginnen.
Bestek
Volgens het eerste bestek uit 1947 waren voor de bouw van de “Lafitte” onder andere de volgende materialen nodig:
Kiel: eikenhout 100 mm dik
Voor- en achtersteven: eikenhout 120 mm.lemphout: eikenhout 160 mm. (Slemphout: houtverbinding tussen kiel en steven.)
Beplanking: zandstrook, eikenhout 25 mm; romp: mahoniehout 25 mm. (Zandstrook: de eerste gang gerekend vanaf de kiel.)
Spanten, aanvankelijk gegalvaniseerd ijzer, later werd besloten deze van aluminium te maken. Tussen twee stalen spanten kwamen twee ingebogen eikenhouten spanten, 45 x 30.
Wrangen: eikenhout van resp. 80, 100 en 40 mm dikte. Dek: teakhout, 27 mm rift gezaagd. (Rift gezaagd: de delen zijn haaks op de jaarringen van de stam gezaagd.) Dekdelen: 50 mm breed en voorzien van een breeuwnaad.
Opbouw:mahoniehout 30 mm.Cockpit: waterdicht door een roodkoperen bekleding en zelflozend.
Ballast: ballastkiel van lood, ca 3400 kg.
Bouw
Uiteindelijk werd ruim een jaar na het eerste contact met de opdrachtgever met de bouw van het schip begonnen! Dat gebeurde in de week van 13 tot 19 maart 1948 toen door Jan Berkelaar, Cees de Vries HSzn en Klaas Moenis gestart werd met het houtwerk van de kiel. De aluminium spanten werden in de daarop volgende week geplaatst. De timmerlieden Klaas Moenis en Jan Berkelaar namen op 18 mei 1948 het werk aan om voor het bedrag van ƒ 525 de romp te beplanken en de spanten te klinken.
Links H.W. de Voogt, de ontwerper. Rechts van hem de bouwers: Joh. de Vries en H.S. de Vries. (Foto 1955)
Paul Huf
Omstreeks deze periode maakte de toen 25-jarige fotograaf Paul Huf voor het blad “Elsevier” een aantal foto’s van de werkzaamheden aan de “Lafitte”. Op één van die foto’s is timmerman Jan Berkelaar bezig met het uitstroken van de romp. Journalist J. de Klerk schreef bij deze foto de volgende tekst: “Een deviezenvanger voor Brazilië staat op stapel. In composietbouw wordt een mahoniehouten huid over duraluminium spanten gelegd. Daar tussenin worden later spanten van zacht gestoomd eikenhout gebogen en op de gangen geklonken.”
Scheepstimmerman Jan Berkelaar aan het werk bij de romp van de “Lafitte”, 1948. Foto Paul Huf
Briefjes
Op 14 juli 1948 schreef opdrachtgever Van der Haas vanuit Rio de Janeiro een briefje naar Aalsmeer waaruit duidelijk bleek dat hij popelde om met het schip te gaan varen. Tevens bood hij aan om voor het personeel dat aan de “Lafitte” werkte iets te sturen voordat de winter aanbrak. Hij stelde voor om bijvoorbeeld een paar zakken rijst, een paar zakken suiker, of enige kisten chocolade vanuit Brazilië op te sturen. Als de werf snel op zijn voorstel zou reageren, kon de schenking nog voor de komende kerstdagen onder het personeel verdeeld worden. Van der Haas sloot zijn brief als volgt af: ”Mijn zoons en hun zuster, dus de toekomstige bemanning van de LAFITTE en ik, groeten hierbij de Scheepswerf “DE VLIJT”.
Gekraakt of gescheurd
Helaas bleef het sukkelen met de bouw van het zeiljacht, het schoot maar niet op en inmiddels werd het zomer 1948. Op dinsdag 10 augustus kwam chef-tekenaar B. Vermeer namens De Voogt een kijkje bij het schip nemen. Hij constateerde dat aan de stuurboordachterzijde een spant was gebroken en dat een paar andere spanten gekraakt of gescheurd waren. Bovendien vond hij dat de bouw niet erg opschoot, er moest nu toch alles op alles worden gezet om de achterstand in te halen!
De werf zag het kennelijk niet zo somber in want op 10 september 1948 schreef men aan Van der Haas dat de “Lafitte” vermoedelijk in november van dat jaar gereed voor verscheping zou zijn. De in Engeland gemaakte zeilen waren inmiddels in Nederland gearriveerd, alleen was er nog steeds geen invoervergunning voor de motor die uit Amerika moest komen. Dus waar het optimisme van de heren De Vries op was gebaseerd?
Wel was het dek inmiddels aangebracht en de kajuit in bewerking, hiervan werden drie foto’s gemaakt en met de brief meegestuurd. Het aanbod van Van der Haas om wat spullen op te sturen werd overigens graag aangenomen.
Constructie van de kiel van de “Lafitte”, tekening H.W. de Voogt
Rondhouten
Op 30 september 1948 werden bij de firma D. van der Neut, Mast,- Blok en Boommakerij te Alphen aan de Rijn de masten besteld. Het ging om de volgende artikelen:
- Een prima holle Oregon Pine mast, lengte 15.44 m, 236 x 166 mm.
- Een prima holle Oregon Pine giek, lengte 6.20 m, 140 x 105 mm.
- Een prima massieve Oregon Pine spinakerboom, lengte 4 m, 70 mm.
- In de mast elektrische kabels voor zalinglicht en toplicht.
- Vier essenhouten zalings en twee knikzalings. Alles eenmaal gelakt, franco Aalsmeer voor ƒ 547,50
Tewaterlating
Eindelijk, op dinsdagmiddag 15 maart 1949 werd de “Lafitte” door het dochtertje van een relatie van De Voogt gedoopt en te water gelaten. Er is nog wel een rekening voor ‘een flesch champagne’ terug te vinden. Hiervoor moest ƒ 4,95 worden betaald, het is dus maar zeer de vraag of dit inderdaad champagne is geweest… Scheepsschilder Jan van Zoest legde in de week van 2 tot 8 april 1949 de laatste hand aan de “Lafitte”. Werfmonteur Dirk Waayman en werfschipper Jo van Laar brachten het schip in die zelfde week naar de haven van Amsterdam om verscheept te worden.
Prijs
De volgende prijsberekening is nog bewaard gebleven:
Lonen: ijzerwerk ƒ 516
aluminium spanten 218
houtwerk kiel en romp 988
overig timmerwerk 3139
montage 306
schilderwerk 578
Totaal, inclusief andere diversen 5748,30
130% 7471,49
Totaal 13.218,79
Materialen: 16.258,51
Totaal 29.477,30
Verscheping
Op vrijdag 8 april 1949 werd de “Lafitte” aan boord van het s.s. “Maasland” van de Koninklijke Hollandsche Lloyd getakeld. Het zeiljacht kwam aan stuurboordzijde op het voordek te staan. De mast en het bijbootje werden in het ruim geborgen. Op dezelfde dag nog werd hiervan door middel van een brief aan eigenaar Van der Haas verslag gedaan. Hier volgen een paar citaten uit deze brief:
“…Leve ons vrije Nederland! Onze boekhouder heeft minstens een week niets anders gedaan dan de diverse bureaux in Den Haag, Haarlem en Amsterdam dagelijks te bezoeken voordat de benodigde formaliteiten en documenten voor de verscheping in orde waren.”
“…Het is een mooie, afgewerkte, solide “Lafitte” geworden. Wij hebben het schip bij ons aan de werf geheel opgetuigd, alles beproefd en gepast, zoodat wij zeker weten, dat alles in orde is.”
“…Doordat de materialen en arbeidslonen tijdens deze bouw wat gestegen zijn, is onze aanneemsom ca. $ 2000,– te laag en komen de algemene onkosten er niet uit. Wij hopen dat een volgende opdracht dit weer goed zal maken. Met onze beste wenschen voor U en de bemanning, teekenen wij, Gebroeders H. en J. de Vries, scheepswerf “De Vlijt”.”
Rauw weer
Een week later, op 15 april, werden de foto’s die tijdens het aan boord brengen van de “Lafitte” waren gemaakt naar eigenaar Van der Haas in Rio de Janeiro verstuurd. In een begeleidend briefje kwamen even de weersomstandigheden van 8 april aan de orde: rauw weer en hagelbuien! Op de werf wist toen nog niemand dat dit slechte weer er de oorzaak van was dat de “Lafitte” direct na het uitvaren van IJmuiden tegen het dek van de “Maasland” was geslagen. De bemanning van het zeeschip had geen keus, de reis naar Zuid-Amerika moest ondanks alles worden voortgezet en pas veel later werd op de werf bekend dat de “Lafitte” de hele reis ernstig beschadigd aan dek lag. Smerig, en bijna total loss arriveerde de “Lafitte” uiteindelijk in Rio de Janeiro waar het werd opgewacht door een zeer teleurgestelde opdrachtgever.
Toch nam hij direct het besluit om zijn jacht weer naar de werf in Aalsmeer terug te laten brengen, waar het zou worden gerepareerd. En zo begon de “Lafitte” op 21 september 1949 haar terugreis naar Amsterdam, opnieuw aan boord van de “Maasland”. In het laadmanifest van de “Maasland” stond het volgende over de “Lafitte” vermeld: ‘Loaded on deck, stowed on its side at shipper’s request and at shipper’s risk. Observation: Yacht damaged. In dirty and neglected condition. Ship not responsable for inventory.’ Eigenaar Van der Haas gaf geen opdracht tot reparatie, maar tot ‘reconstructie’. Het geeft wel aan hoe zwaar de “Lafitte” beschadigd was.
Reconstructie
De waarde van het schip bij vertrek naar Brazilië werd gesteld op ƒ 26.681. Het schadebedrag werd gesteld op ruim ƒ 11.000.
In een brief van 13 oktober 1949 deelde Van der Haas de werf bovendien mee dat hij aan zijn bank in Amsterdam opdracht had gegeven om er voor te zorgen dat de zes tot acht man die aan de “Lafitte” hadden gewerkt ‘een prima wintercostuum’ zouden krijgen. Hij voegde daar nog het volgende aan toe: “Daarbij wil ik nog wel eene tweede bonus voegen, nadat ik het schip weer kant en klaar en in goede orde en weer prachtig afgewerkt te hebben terug ontvangen. Maar sjor dat prachtige schip deze keer s.v.p. goed vast en niet door de ankergaten als het kan.”
De tweede reis
Tussen november 1949 en begin april 1950 werd op “De Vlijt” in Aalsmeer de “Lafitte” gerepareerd en weer in haar oude staat teruggebracht. Bijna precies een jaar na het eerste vertrek werd de “Lafitte” op 7 april 1950 opnieuw naar Brazilië verscheept. Ditmaal werd de reis aan boord van het s.s. “Salland” van de Koninklijke Hollandsche Lloyd gemaakt. Op diezelfde dag ging er vanaf de werf een brief naar Van der Haas in Rio de Janeiro waarin onder andere het volgende werd vermeld: “Het schip is nu weer geheel in orde, alles zoals dit de eerste maal was. Wij hebben het schip nu zelf vastgezet en menen dat dit nu wel goed zal overkomen. Volgens mijnheer De Voogt is het nu wel safe.”
Terug in Rio
En gelukkig kwam de “Lafitte” deze keer veilig over, dit tot grote vreugde van de eigenaar Henri L. van der Haas en zijn familie. Hoe groot de indruk was die het schip in Rio de Janeiro maakte, blijkt uit een brief die de trotse eigenaar op 2 augustus 1950 aan De Voogt schreef. Merkwaardig is dat ondanks zijn vreugde hij het zeiljacht eigenlijk direct hierna heeft verkocht! Hieronder volgen een paar fragmenten uit de brief:
“ Weer heeft de “Lafitte” geschiedenis gemaakt in Rio en wel op een manier waarop nog nooit in de loop der jaren, door welk jacht ook dat hier gemaakt werd of uit de vreemde kwam, revolutionaire geschiedenis gemaakt is. Gedurende de eerste weken dat ik de boot voor de Engelse Club te Niteroi in het water had, ging ik iedere week met een bemanning er op uit, Hollanders, Engelsen, Zweden en natuurlijk Brazilianen. De kwestie was dat ik van te voren nooit precies wist of zo’n bemanning wel goed met het schip overweg kon. Mijn eigen zoons konden nagenoeg nooit meegaan daar hun werk veel tijd opeiste en het meegaan niet toeliet. Ik heb toen geprobeerd een professional aan te nemen, maar dat werd helemaal niks! Op deze manier kregen we bijna een paar ongelukken gedurende de vrij snel opkomende stormen van deze tijd. Het liep gelukkig steeds weer goed af, maar ik zag wel in dat een boot als de “Lafitte” een vaste bemanning moest hebben. Helaas was die niet te krijgen onder mijn eigen jongens of onder meer intieme vrienden.
Verkocht
Daar ik verleden zondag van de jonge Carlos Guinle (een van de rijkste families van Brazilië) een goede offerte kreeg, verkocht ik de boot en wij staken direct over naar Rio om daar de “Lafitte” aan de ‘mooring’ van de familie Guinle vast te leggen. Zondag, maandag en dinsdag zijn meer dan 200 leden van de Club en technici naar de “Lafitte” gaan kijken. De naam van de ontwerper en van de werf zijn in het Braziliaans op allerlei manieren uitgesproken. De bewondering was algemeen. Ik had nooit gedacht dat zoiets zou kunnen gebeuren! Maar er werd zelfs over gevochten als iemand het in zijn kop kreeg om maar enige aanmerking te maken, of de “Lafitte” te vergelijken met andere aanwezige, bekende jachten. Een mijnheer had het ongeluk de “Lafitte” te vergelijken, wat lijnen betreft, met de Zweedse boot “Biscaia”. Zijn tegenstander werd op een gegeven ogenblik zo kwaad dat hij de hoed van de ander afrukte, er de deuk uitsloeg en omgekeerd in het water gooide, terwijl hij zei: “Kijk, dàt lijkt nu op die “Biscaia”, maar de “Lafitte” is het werk van artiesten!” De heer Guinle deed zelf niet aan de discussies mee, en ook niet zijn Amerikaanse vrouw, die veel van zeilen houdt, maar zij waren in hun nopjes met de boot.”
Slot
Pas in 2020 ontdekten we twee foto’s die omstreeks 1950 aan boord van de “Lafitte” waren gemaakt om gebruikt te worden voor een platenhoes. Carlos Guinle was namelijk zeer bevriend met de beroemde sambazanger Dorival Caymmi en de “Lafitte” vormde een prachtige achtergrond voor de foto.
Platenhoes van zanger Caymmi, aan boord van de “Lafitte”, ca 1950
In het werfarchief zijn over de verdere lotgevallen van de “Lafitte” na augustus 1950 geen gegevens meer bekend. De familie Guinle had kennelijk heel goede ervaringen opgedaan met het zeiljacht, want korte tijd later besloten ze een nieuw schip door De Voogt te laten ontwerpen en bij De Vries te laten bouwen.
Calypso
Dat werd een stalen twee mast motorzeiler van ruim 18 meter lengte dat in januari 1955 werd opgeleverd. Het zeiljacht kreeg de naam “Calypso”, de belevenissen van dit jacht zijn al eerder op deze website beschreven