Over het schip
Dit eikenhouten zeiljacht met hulpmotor werd gebouwd onder bouwnummer 463. Het was ontworpen door G.W.W.C. baron van Höevell en stond gedurende lange tijd op de scheepswerf bekend als de ‘Hiswa 1950 boot’.
De afmetingen waren: lengte over alles 8.54 meter, breedte 2.45 m en diepgang 1.50 meter. De romp was gemaakt van 20 mm eikenhout, de opbouw van 15 mm teak. De gietijzeren kiel woog 1750 kg.
Bouwnummer 463, hier als “Riepel” op de Noordzee foto Oppenheim
Het zeiljacht was torensloep getuigd, met een grootzeil van 23 m², en een boomfok van 10 m².
De 16 pk Gray-Seascout motor was ingebouwd. In 1950 werd deze motor vervangen door een Hercules 2 cilinder van 10-14 pk.
Bouwgeschiedenis
Door de tweede wereldoorlog heeft dit zeiljacht een tamelijk bewogen, maar vooral een zeer lange bouwgeschiedenis meegemaakt.
In juni 1943 maakte ontwerper Van Höevell zijn eerste tekening van dit jacht dat toen de werknaam “Prins te Paard” meekreeg. Op 30 december 1943 werd een mondelinge overeenkomst gesloten tussen de aanvankelijke opdrachtgever van het schip en de scheepswerf. Daarin werd afgesproken dat men zo spoedig mogelijk met de bouw zou beginnen, maar dat het zeilschip niet afgemaakt zou worden. Dat zou pas gebeuren nadat de oorlog was afgelopen, want niemand wilde de kans lopen dat het schip zou worden gevorderd door de bezetter.
In februari 1944 werd begonnen met de bouw van de ‘blokkendoos’, zoals de opdrachtgever het schertsend noemde.
Pas in november 1946, de oorlog was al ruim een jaar voorbij, werd op de scheepswerf de bouw voortgezet.
Geen opdrachtgever
Ondertussen had de opdrachtgever laten merken dat hij eigenlijk geen interesse meer in zijn zeiljacht had. In mei 1949 werd een financiële regeling getroffen en de nog steeds niet afgemaakte zeilboot werd eigendom van de werf. In die periode was er op de scheepswerf zo veel werk, dat niemand tijd had nam om wat met bouwnummer 463 te doen.
Hiswa 1950
In de Apollo-hal in Amsterdam zou in april 1950 voor het eerst na de oorlog weer een Hiswa-tentoonstelling worden gehouden. Zoals altijd, deed ook nu “De Vlijt” weer mee. Eindelijk kan bouwnummer 463 worden voltooid, ruim zeven jaar nadat met de bouw begonnen was! Behalve dit zeiljacht werd ook een splinternieuwe mahonie motorvlet tentoongesteld op stand 40. In het aprilnummer van de Waterkampioen haalt de werf een oude slagzin van stal:
“Een boot van “De Vlijt”, Die doet ’t altijd!”
Het nog altijd naamloze zeiljacht komt nu volop in de belangstelling, tekeningen en foto’s werden gepubliceerd. “Een lief scheepje voor de Zuiderzee of voor onze Zeeuwse vrienden om mee in Veere te liggen”, meldde de Waterkampioen.
Korte tijd later werd het witgeschilderde zeiljacht eindelijk verkocht aan de enthousiaste watersporter H. Hondius. Hij was lid van de Nederlandse Vereniging van Kustzeilers en doopte zijn schip met de naam “Riepel”. Na meting werd het zeilnummer H 325 toegekend. De romp werd later blauw en het onderwaterschip rood geschilderd. Jarenlang, tot na zijn tachtigste, voer Hondius met zijn “Riepel”. Er bestaat nog een prachtige foto van Oppenheim die gemaakt is tijdens de start van een aanbrengwedstrijd IJmuiden – Den Helder.
Een gasontploffing maakte bijna een einde aan het bestaan van het zeiljacht, door de opwaartse druk werd het dek 3 centimeter omhoog gezet. Toch bleek herstel nog mogelijk, dek en opbouw werden van kunstsof gemaakt en de romp in de epoxy gezet. Het uiterlijk van de “Riepel” was ingrijpend veranderd, maar ze zeilde nog steeds.
Later, omstreeks 1990 werd de “Riepel” verkocht, waarschijnlijk bestaat ze nog altijd, maar daar is niets over bekend.