Over het schip
Dit teakhouten motorjacht was een ontwerp van H.W. de Voogt en bestemd voor een Griekse eigenaar. Het bouw/volgnummer op de scheepswerf was 277, het bouwjaar 1931.
De afmetingen waren: lengte 19.95 meter, breedte 4.20 m en diepgang 1.20 meter. Verdere bijzonderheden staan in het hieronder opgenomen artikel van ir. J. Loeff uit 1931
Bouwgeschiedenis
In de week van 20 tot 25 april 1931 werd met de bouw begonnen en eind september van dat zelfde jaar was de “Refuge” gereed.
In de zomer van 1931 werd de eerste personeelsfoto uit het bestaan van scheepswerf “De Vlijt” gemaakt met de “Refuge” in aanbouw op de achtergrond.
Na de aflevering in Aalsmeer heeft ze enige tijd in Haarlem bij het huis van H.W. de Voogt gelegen. Eind 1931 is het jacht via Antwerpen naar Griekenland verscheept.
D.S. DIESELMOTORKRUISERJACHT “REFUGE”
Door Ir. J. Loeff, gepubliceerd in de ‘Waterkampioen’ van 16 oktober 1931
Ontwerper en werf
Dezer dagen hadden we het genoegen het d.s. motorjacht “Refuge”, waarvan wij hierbij de tekeningen en enige foto’s plaatsen, te bezichtigen. Deze bezichtiging was waarlijk de moeite waard, want slechts zelden zal de Nederlandse jachtbouw een jacht hebben afgeleverd, dat met zoveel verfijnde weelde is uitgevoerd.
De “Refuge” is een snel kruiserjacht met een lengte over alles van 19.95 meter, een grootste breedte van 4.20 meter, een holte in de zij van 2.25 meter en een diepgang van 1.20 meter. Ontworpen door en gebouwd onder toezicht van de heer H.W. de Voogt te Haarlem, op de scheepswerf “De Vlijt” van de Gebr. De Vries te Aalsmeer, voor rekening van een opdrachtgever uit het nabije Oosten.
Bouwwijze
De bouwwijze is reeds belangwekkend: de dwarsspanten, wrangen en motorfundaties zijn van gegalvaniseerd ijzer; op deze dwarsspanten zijn eikenhouten langsspanten bevestigd. Op het zo verkregen sterke, lichte en veerkrachtige geraamte is de houten huid diagonaal karveel aangebracht. De binnenhuid is van 10 mm eiken-, de buitenhuid is van 18 mm teakhout en in langsrichting aangebracht. Het gehele onderwaterschip is gekoperd, terwijl voor de schroefasdragers, de schroeven en het roer brons is gebruikt.
Indeling
Het jacht is door vier waterdichte stalen schotten in vijf afdelingen verdeeld. Voorin is het verblijf voor de bemanning, met in de kop een toiletruimte. Het gedeelte daarachter bevat de salon, een toilet aan SB en de kombuis aan BB. Dan komt de motorkamer en vervolgens de logeergelegenheid, bestaande uit twee een-persoons hutten, de ruime twee-persoons eigenaarshut, een badkamer en een toilet. Het achteronder bevat, behalve bergruimte, een grote brandstoftank. Behalve in de hutten is er nog slaapgelegenheid op twee wegklapbare reservekooien en de bank in de salon.
Betimmering en inrichting
De salon en de hutten zijn betimmerd in mahoniehout, afgezet met coromandel. De betimmering is niet gepolitoerd, maar met Ducolak bespoten, waardoor een gelijkwaardige glans met groter weerstandsvermogen is verkregen.
De vloeren zijn bedekt met rubber. Alle hutten en kajuiten, ook natuurlijk het vooronder, zijn telefonisch met elkaar verbonden, terwijl we in alle ruimten elektrische sigarenaanstekers aantroffen. Ook aan de ventilatie door middel van elektrische zuigers is in alle ruimten de meest mogelijke zorg besteed.
In de salon is een Telefunken radiotoestel met een grammofoon ingebouwd, verbonden met twee luidsprekers. De waterleiding door het hele schip wordt gevoed door een dagtank, die op het achterste opbouwdek staat. De grote watertank is onder de vloer in het voorschip geplaatst.
In de badkamer is warm, koud en zeewater te verkrijgen. Het warme water wordt verzorgd door een petroleumgasgeiser. Ook het fornuis in de kombuis wordt met petroleum
gasbranders gestookt. Gootsteen en aanrecht zijn met monel-metaal bekleed. Verder vinden we hier de elektrische koelkast.
Motoren
De motorkamer vormt een belangwekkende afdeling.
Hier staan de twee 6 cilinder 65 pk M.A.N.- dieselmotoren van het type W6V 12/18, die hun volle vermogen bij 950 omwentelingen p.m. afgeven aan de twee monel-metalen schroefassen, met tussenschakeling van Brevo-keerkoppelingen. De schroefassen lopen in de schroefasdragers in Goodrich rubber lagers.
Een Stillco 500 watt lichtmachine, met de nodige batterijen verzorgt de elektrische stroom.
Ook de Kelvinator-koelmachine staat in de motorkamer. De nodige brandstoftanks, dagtanks, smeerolietank en petroleumtank zijn ook in de machinekamer ondergebracht, terwijl het elektrische schakelbord een vreugde voor de ogen van een technisch voelend mens vormt.
Overige indeling
Boven de motorkamer is het brugdek, vanwaar de motoren bediend en door elektrische starters aangeslagen kunnen worden. Voor de stuurstand zijn een uiterst uitgebreid instrumentenbord en het stuurkompas geplaatst. Boven het brugdek, dat de voornaamste plaats voor oponthoud aan dek vormt, is een zonnedek aangebracht, waaraan verder naar achteren de zonnetent aansluit, terwijl de voorkant met een glazen windscherm is afgesloten.
Op het achterdek is nog plaats voldoende voor een paar ligstoelen. Het hele dek en de opbouw zijn van teakhout, terwijl alle beslagen, patrijspoorten enzovoort verchroomd zijn.
Op het achterste opbouwdek is plaats voor een motorbijboot, terwijl de zeil- en roeisloep in een van de aan weerzijden geplaatste stellen davits een plaats moet vinden of gesleept kan worden aan de sleeplijn. Deze wordt door middel van een trommel met veerinrichting vanzelf ingehaald, zodra er ruimte in komt, zodat de tros nooit in de schroef kan komen.
Tenslotte willen we vermelden, dat de motoren het schip bij een waterverplaatsing van 27 ton een snelheid van ruim 20 km kunnen geven.
Personeelsfoto, 1931, voor de ‘Refuge