Paviljoen Tjalk
Een Tjalk is een oer Nederlandse platbodem met zwaarden en een gaffelgetuigde mast. Het scheepstype bestond al ver voor de 17de eeuw. De naam thiallick komt voor het eerst voor in een Fries document uit 1673. Tjalken werden dan ook voornamelijk in het noorden van ons land gebouwd. De Friese tjalk kent bijna iedereen onder de naam Skûtsje. De Paviljoen Tjalken hadden een verhoogd achterdek (paviljoen) waaronder zich het woongedeelte van de schipper bevond.
De Paviljoen Tjalk “De Vrouwe Christina”, proefvaart herfst 1957
Bouwgeschiedenis
De eerste tekeningen van de paviljoen tjalk voor de Amerikaanse professor Crawford F. Failey werden door tekenaar Bastiaan Vermeer, in de zomer van 1953 gemaakt. Vermeer was chef-tekenaar van het ontwerpbureau van H.W. de Voogt in Haarlem. De tjalk werd van staal gemaakt en had een lengte o.a. van ruim 23 meter, de breedte was 5, 27 met een diepgang van 1,10 meter. Het grootzeil was 105 m², maar er werden twee GM-diesels geplaatst, elk van 150 pk. Dek en opbouw waren van teakhout.
Op 15 december 1955 werd door Feadship het contract met Failey gesloten. De bouw van de paviljoen tjalk werd op dezelfde datum door de werven die lid waren van Feadship toegewezen aan de werf van de gebroeders De Vries. Als opleverdatum werd 31 maart 1957 vastgelegd.
Het is daarom wel te begrijpen dat de opdrachtgever ongeduldig werd toen bleek dat in augustus 1956 nog steeds niet met de bouw was begonnen! In oktober 1956 kwam Captain Harry Naversen naar Nederland, hij hield namens de opdrachtgever toezicht op de bouw. Pas in januari 1957 kon men met de bouw van de stalen scheepsromp beginnen. De opleverdatum werd uiteindelijk opgeschoven naar eind september 1957. Omdat zowel door timmerlieden als ijzerwerkers al heel wat voorbereidend werk was verricht, verliep de bouw verder zeer voorspoedig.
De firma D. van der Neut uit Alphen aan de Rijn leverde de mast, giek, kluiverboom en gaffel.
De mast was een holle gelijmde mast van oregon pine, met een lengte van 18.20 meter. Ook de giek was hol en van dezelfde houtsoort gemaakt, de lengte was 12.65 meter. De 4.40 meter lange kluiverboom was van massief oregon pine. De gebogen gaffel was gemaakt van massief essenhout en had een lengte van 5.50 meter.
De zeilen en tuigage werden gemaakt door zeilmakerij H. Kersken uit Kudelstaart bij Aalsmeer. Hiervan is een prijsopgave bekend van ƒ 10.547.
Interieur
Zoals in die tijd gebruikelijk was, werden de meubelen en de betimmeringen voor de Feadship jachten gemaakt door de N.V. Meubelfabriek A. van der Loo & Zonen uit Waddinxveen. Dit bedrijf had daar inmiddels al een grote ervaring in gekregen. Nieuw bij deze paviljoen tjalk was dat er door de opdrachtgever een speciale binnenhuisarchitect werd ingeschakeld. Dit was Jan van Erven Dorens uit Laren. Hij ontwierp onder andere de open haard in de salon en de hoek met kachel en tegelwand in de eigenaarshut. Van zijn hand waren ook speciale details zoals verschillende van koper gemaakte lampen. Bovendien schakelde hij op zijn beurt de bekende beeldhouwer Anton Fortuin uit Laren in.
Al deze bijzondere werkzaamheden leverden nogal eens wat oponthoud op, maar uiteindelijk kwam er een prachtig interieur tot stand.
Salon, ontworpen door Jan van Erven Dorens en Anton Fortuin, 1957
Anton Fortuin
Behalve verschillende beeldhouwwerken uit hout, maakte Anton Fortuin (1890 – 1967) ook details zoals deurknopjes en handgrepen die later in brons werden gegoten. Er is nog een rekening van bronsgieterij Bosma & Florack uit Amsterdam bewaard waaruit dit blijkt. Elf zeepaardjes en dertien zeesterren werden gemaakt om als deurknop te dienen. Daarbij kwamen zeventien schelpvormen die als handgreep fungeerden. Deze voorwerpen werden in brons gegoten, daarna gevijld, geborsteld en gepatineerd. In totaal kostten deze voorwerpen ƒ 246.
Als versiering van het roer maakte Fortuin een roerkop die een zeehond voorstelde. Op 12 maart 1957 stuurde hij een brief naar de werf met daarin een kleine schets met de afmetingen en het verzoek om hem een stuk teakhout te sturen. In deze brief merkte hij verder het volgende op: “Het heeft nogal moeite gekost een model te vinden, want in Artis in Amsterdam is dat beest niet aanwezig.” Ontwerp van A. Fortuin uit maart 1957 en zijn uitvoering van de teakhouten Zeehond op de roerkop, foto uit 2005
Verder maakte hij verschillende ornamenten, zowel buiten aan de achterzijde van de opbouw als op verschillende plaatsen in het interieur en in de salon. Langs de toegangstrap naar deze salon kwam een gebeeldhouwde dolfijn.
Naam
In maart 1957 vernam men op “De Vlijt” voor het eerst hoe het schip zou gaan heten. De naam werd: “De Vrouwe Christina “, afgeleid van de voornaam van mevrouw Failey. De thuishaven was New Bedford, in de Amerikaanse staat Massachusetts. De romp werd wit geschilderd, de waterlijn groen en het onderwaterschip werd rood.
Tewaterlating Op zaterdag 28 september 1957 vond de tewaterlating plaats. Opdrachtgever Crawford Failey hield een toespraak en zijn vrouw verrichtte de doopceremonie door een fles champagne tegen de brede boeg van de tjalk uiteen te laten spatten. Het was een gedenkwaardige dag, zowel voor de eigenaar, de scheepswerf als voor de oudste werfdirecteur Hendrik Sijbrand de Vries persoonlijk. Hij werd die dag namelijk 60 jaar oud. Op 7 en 8 oktober werd er proefgevaren en gezeild op het IJsselmeer of op de Noordzee. Kort daarna, op 1 november werd “De Vrouwe Christina” officieel door de werf aan de eigenaar overgedragen. Vrijdag 3 januari 1958 voer “De Vrouwe Christina”, bemand door de werfschipper Jo van Laar en monteur Dirk Waayman, van Aalsmeer naar Rotterdam, waar afgemeerd werd in de Veerhaven. Daarna werd de tjalk aan boord van een zeeschip geplaatst en naar Amerika overgebracht.
Zonder problemen arriveerde de paviljoen tjalk in de loop van de maand januari in New York waar ze werd opgewacht door de trotse eigenaar. Hij schreef: ‘The Tjalk arrived in good shape and has been admired by a number of visitors. I would certainly be glad to recommend anyone to your yard who is thinking of building in Holland’.
Restauratie Jaren later, in de zomer van 2005, kwamen per e-mail enkele foto’s op de werf in Aalsmeer aan. Duidelijk is te zien dat de ruim 50 jaar oude tjalk er nog steeds prima uitzag. Na een lang en bewogen leven kwam in 2002 “De Vrouwe Christina” in Nederlands bezit. Eigenaar Henri Krijnen liet het schip bijna geheel opnieuw opbouwen, zo werd bijvoorbeeld het onderwaterschip helemaal vernieuwd. Op verschillende werven in het Caribische gebied werd drie jaar intensief gewerkt om er weer een prachtige tjalk van te maken. Ingericht naar de eisen van deze tijd met een verrassend modern interieur, waarin verschillende elementen uit de tijd van de bouw toch weer terugkomen.
Zomer 2006, “De Vrouwe Christina” ergens op de Caribische Zee
2008, Alaska, bouwnummer 541 “De Vrouwe Christina”, (1957), ontmoet bouwnummer 667 “Utopia”, (2004).
Hai Huib,
ik stel een site over tjalken samen en heb een pagina gemaakt voor de Vrouwe Christina, wil jij daar eventueel een stuk tekst bij plaatsen ?