Feadship
Tekening C.J.W. de Vries, 2 februari 1951
In 1951, het bouwjaar van het bijna 20 meter lange, stalen motorjacht “Bramar”, bestond de Feadship organisatie nog maar net twee jaar. Heel voorzichtig werd de Amerikaanse markt door de Nederlandse werven verkend, want het was in die tijd nog een bijna onbekende wereld voor de Nederlandse scheepsbouwers. Daar kwam nog bij dat de oudere generatie scheepsbouwers bijna geen Engels sprak of schreef en dat de contacten vooral per brief of telefoon liepen. Een zakenreis naar New York werd per schip gemaakt, het vliegtuig was te kostbaar.
Bouwgeschiedenis
Het ontwerp van de “Bramar” was van C.J.W. (Jo) de Vries, de oudste zoon van Johan de Vries die in 1923 samen met zijn broer Henk scheepswerf “De Vlijt” had opgericht. Met de bouw van dit motorjacht werd in de week van 26 januari 1951 begonnen, maar pas anderhalf jaar later, in de zomer van 1952 was de “Bramar” klaar. Het dekhuis en de dekken waren van 30 mm teakhout en de inrichting was voor die tijd behoorlijk luxe. In de machinekamer stonden twee 6 cilinder Albin diesels, elk van 95 pk. De twee masten konden voorzien worden van een steunzeil, verder was het jacht voor zien van centrale verwarming en andere bijzondere zaken zoals een koelkast.
Tewaterlating Bramar, zomer 1952
De samenwerkende Feadship werven besloten dat het schip naar Amerika zou worden uitgevoerd. Voldeed het aan de Amerikaanse eisen? Bovendien zouden Henk en Cees de Vries, twee zoons van de twee stichters van de scheepswerf, deze reis meemaken om in Amerika hun licht eens op te steken.
Proefvaart op de Westeinder, Aalsmeer
Westerdam
De werf betaalde hun passage, maar ze hadden de status van bemanningslid. Per persoon kostte deze enkele reis f 380. De kosten van de reisverzekering voor Henk en Cees samen bedroegen f 4,05 waarbij nog f 0,58 aan administratiekosten bijkwam.
Aan boord van de “Westerdam” van de Holland Amerika Lijn had de “Bramar” veel bekijks. Zowel passagiers als bemanningsleden wilden graag aan boord een kijkje nemen.
‘Bramar’ aan boord van de ‘Westerdam’, oktober 1952
Henk en Cees verzorgden om beurten een soort rondleiding. “Jammer dat we geen werffolders hebben meegenomen”, schreven ze later naar Aalsmeer. Op maandag 6 oktober 1952 arriveerden ze in de haven van New York, waarna de “Bramar” op eigen gelegenheid naar een jachthaven op City Island voer.
Zuiderwind
Kort na aankomst werd de “Bramar” verkocht, de nieuwe ligplaats werd Bay Head op ongeveer 80 mijl van New York. De Amerikaanse eigenaar wilde een Nederlandse naam en kort daarna schilderen Henk en Cees de naam “Zuiderwind” op de romp. De jonge mannen zaten niet stil, op verschillende werven hielpen ze de uit Nederland gearriveerde jachten op te knappen en vaarklaar te maken. Eind november gingen de twee neven elk hun weg: Henk vertrok met de auto naar Florida voor een scheepsreparatie en Cees maakte deze reis aan boord van de “Zuiderwind”. Het werd een prachtige tocht vanuit het koude New York naar het aangename Fort Lauderdale in Florida, een tocht die 15 dagen duurde. Het schip gedroeg zich prima en de eigenaar besloot om met zijn gezin voorlopig aan boord te blijven wonen.
Motorboat Show
Begin januari 1953 troffen Henk en Cees elkaar weer in New York waar de jaarlijkse Motorboat Show werd gehouden. Ze gingen naar de haven waar de inmiddels vertrouwde “Westerdam” van de Holland Amerika Lijn was aangekomen met de bij De Vries gebouwde ‘showboat’ aan boord. Hier kreeg dit jacht de naam “Feadship Capri”. Henk en Cees maakten het jacht van top tot teen schoon en kort hierna bleek dat het niet alleen het grootste, maar ook het mooiste schip van de tentoonstelling was. Zie het hoofdstuk op deze website over dit jacht. In april 1953 keerden de twee jonge scheepsbouwers weer terug naar hun scheepswerf “De Vlijt” in Aalsmeer. Ze hadden veel gezien en nog meer geleerd…
Van Bramar tot Condor
Het is niet bekend of het motorjacht in 2009 nog bestaat. Tot aan ongeveer 1980 is de geschiedenis van het schip redelijk goed te volgen.
In 1958 blijkt het jacht een andere eigenaar en een andere naam te hebben, namelijk “Aloha”, korte tijd later kocht de bankier George Clark het schip en werd de naam “Pioneer”. Het motorjacht werd onder andere gebruikt door een groep duikers bij de Mexicaanse kust waar veel bijzondere Inca voorwerpen werden opgedoken. Het uiterlijk van de vroegere “Bramar” was inmiddels nogal veranderd. De twee masten waren verdwenen en de prachtige teakhouten opbouw werd wit geschilderd.
‘Pioneer’, ex-‘Bramar’ , omstreeks 1960 op weg naar Yucatan, Mexico
De laatste eigenaar die omstreeks 1975 het motorjacht bezat was een zekere Ben Totten III, die de scheepsnaam “Condor” had gekozen.
Hierna is tot nu toe niets meer van dit karakteristieke motorjacht, een van de eerste Feadships in Amerika, vernomen.