Van punter naar grundel
De voorloper van de grundel was de punter. Het was een houten vaartuigje waarvan de voor- en achtersteven scherp gebouwd waren, dus op een ‘punt’ uitliepen. Dit oude scheepstype kwam niet alleen in Giethoorn voor, maar ook in andere streken.
Nicolaas Witsen beschreef al in 1671 een Aalsmeerse punter.
Model Aalsmeerse grundel, gemaakt ca 1940 door C.J.W. de Vries
Later bleek dat een boot met een platte achtersteven goedkoper was te bouwen en bovendien vast op het water lag. Dit type werd in Aalsmeer ‘grundel’ of werkschuit genoemd. Maar… de meeste Aalsmeerders bleven de grundels gewoon ‘punters’ noemen!
Bouw
Vooral na de droogmaking van het grote Haarlemmermeer in 1852, hebben de grundels steeds meer de punters verdrongen. In Aalsmeer is de punter nu uitgestorven. De grundel komt nog wel voor, maar dan vaak in grotere maten, als jacht gebouwd. De grundel werd meestal van eikenhout gemaakt en heeft een vlakke bodem, die voor en achter iets oploopt. De spanten, kurven genoemd, zijn hoekig van vorm. Deze kurven zijn, evenals de dwarsscheepse bodemplanken, met houten pennen op de boomdelen of gangen bevestigd. De werkboot heeft een rechte, tamelijk overhangende voorsteven, met stevig ijzerbeslag versterkt. Van onderen vormt de steven een kleine loefbijter. De kop loopt hoog op en heeft tussen de dwarsverbindingen een opening waarin de kruistok bij het kruien of “wegen” langs de wegsloten gestoken wordt.
Voorsteven met daaronder de ‘loefbijter’
De mastkoker stond voorin, in de mastbank of plecht. De koker is naar achteren open, en de mast, die op de bodem rust, wordt van achter af “omhoog gelopen”. Een ijzeren haak of grendel voorkomt dat de mast valt. De mast is niet gestaagd en van onder voorzien van een rondgaande ijzeren ring met oog waarin de haak van de giek, “gei” genoemd, rust en enige kikkers. Het zeil is een torenzeil en heeft geen reven. Als er gereefd moest worden, lichtte men de lus van de gij en draaide het zeil een of meerdere malen om de mast. Dit is een oude manier van reven, zeer eenvoudig en bijzonder effectief.
Mastkoker, mast, giek, voorste roeibank en een kurf
De roeibank bevindt zich ongeveer 1/3 van de lengte van voor af. De riemen of roeispanen zijn stok- of bladriemen, die rusten en draaien in dollen. De zwaarden zijn lang en niet zeer breed, soms is er maar één zwaard. Dit hangt en draait dan aan een haaks omgesmeed ijzer dat in de boot geplaatst wordt. Gaat men overstag, dan hangt men het zwaard over het andere boord.
Het diepste punt van het schip ligt ongeveer 2/5 van voren af. Hier is tussen de bodemdubbeling een opening gelaten die van onder beslagen is met een stuk zink. Dit is het hoosgat of kesp. Het uithozen van het water gebeurt met een houten hoosvat of schepper. Omdat er weinig meer gevist werd, verdween op den duur de bun. De spiegel is zeshoekig, van boven iets rond. Vlak voor de spiegel loopt over de achterbank een houten bintje met een opwaartse bocht, overeenkomend met de ronding van de spiegel, de zogenaamde ‘luiwagen’. Hierop rust de helmstok van het roer.
Onder de achterbank werd dikwijls een kistje of lade schuifbaar opgehangen. De oude grundels voerden geen fok, die schijnt pas omstreeks 1910 in gebruik gekomen te zijn. Vooral de Aalsmeerse kwekers gebruikten de grundel als roei- of zeilboot. Er zijn later veel motorgrundels met binnenmotor gebouwd, maar dikwijls in grotere afmetingen, met een kajuit en getuigd met een bezaantuig voor de pleziervaart.
C.J.W. de Vries
Deze in Amsterdam geboren scheepsbouwer (1868 – 1947), had sinds 1906 zijn werf aan de Kerkwetering in de dorpskern van Aalsmeer. In de loop der jaren bouwde hij veel Aalsmeerse punters – grundels.
Scheepswerf De Vries, Helling 2, Aalsmeer, ca 1930. C.J.W. de Vries zit uiterst rechts bij een praam
Briefhoofd, ongeveer 1910
Later, na 1940, bouwde hij verschillende kleine eikenhouten grundelmodellen. Het kleinste model met een lengte van 51.5 cm en 19 cm breed, is van een ‘werkschuit’. Het andere model is 1.20 meter lang en toont een punter met kajuit, dat als pleziervaartuig was ontworpen. Op de Historische Tuin in Aalsmeer werden jarenlang twee door hem gemaakte grundels bewaard.
Jammer genoeg bestaan ze inmiddels niet meer, maar gelukkig zijn ze uitgebreid door Jan Lunenburg beschreven. Onder andere de grundel van de kweker Klaas Joren, die aan de Uiterweg woonde.
Grundel van Klaas Joren, foto gemaakt in 1982 op de Historische Tuin
Afmetingen van de grundel van Klaas Joren
Hierbij volgen de gegevens van Jan Lunenburg over deze grundel:
Lang. Over de stevens 4.70 m
Breed. Ter hoogte van de roeibank 1.43 m
Diep of hol. Ter hoogte van de roeibank 0.55 m
Materiaal: geheel van eikenhout. Deze grundel kon zowel geroeid, gezeild, als geboomd worden. Een stel grijsblauw geverfde bladriemen was nog aanwezig.
Het zeilwerk bestond uit een mastkoker met klink in de voorbank, waarin een steekmast geplaatst werd, die ongestaagd gevaren werd. Het zeil was een getaand katoenen torenzeil met losse broek, dat op een gei gevaren wordt. Er is één zogenaamd omhangzwaard.
De kleuren van de grundel waren als volgt: de steven en zogenaamde halve manen: rood. Het boeisel, de roerkop en de banken: groen. Buitenom was alles geteerd. De binnenzijde was lichtgrijs geverfd. De bodem gecarbolineerd. Het zwaard en roer geteerd met groen geverfde koppen.
De prijs voor een dergelijk grundel lag omstreeks 1920 op ongeveer ƒ 120.
Met veel interesse heb ik dit stuk gelezen. Ik schrijf nu een aantal artikelen voor het blad “Oud Nuus “van de st. Oud Aalsmeer. Als eerste aanzet reageerde ik op het punterachtige scheepje dat mede de aanleg van de beschermende dijkwering voor Aalsmeer in 1768 illustreerde in het volgnummer 192. Dat is in het erop volgende nummer geplaatst. Voor het nu eerstvolgende nummer is er van mij uit iets aangeleverd over de geschiedenis van de praam. Daarna volgt er hoop ik een stuk over de Aalsmeerse vischschuit of plemp, op basis van het betreffende model gemaakt door C. J. W de Vries. En voor erna denk ik het punter/grundel verhaal opnieuw te vertellen. Mocht ik ook deze informatie van u hiertoe als basis gebruiken zou ik dat heel erg waarderen. Met hartelijke groet, Rudolf Tulp