Zeilkruiser met hulpmotor
Kruiserjacht “Friso”, ontw. H.W. de Voogt, tekening van W.H. Fortuin
Bouwnummer 366 werd onder deze titel in het jaar 1938 op “De Vlijt” gebouwd voor Ir. D.N. Dietz, naar een ontwerp van H.W. de Voogt. De afmetingen van het teakhouten zeiljacht waren als volgt: lengte over alles 12.30 m, lengte in de waterlijn 8.56 m, breedte 2.81m, diepgang 1.54 m. Kielballast, lood 3000 kg.
Het schip kreeg de naam “Friso” en werd torensloep getuigd. Grootzeil: 41 m²; fok: 19 m². Totaal aan de wind: 60 m². Boomfok: 12 m²; stormfok: 6.5 m²; genua: 25 m²; trysail: 16.4 m² en spinnaker: 40 m². Het R.O.R.C.-Zeilnummer was H 32.
Het werd een zeer degelijk schip in composietbouw, dat wil zeggen: een houten scheepswand op ijzeren spanten. De huid was van Moulmain-teak, 25 mm dik. Het dek: teak, 27 mm, rift gezaagd. De opbouw: mahonie 30 mm dik en de binnenbetimmering van Tabasco mahonie.
Het maken van een metalen spant voor de Friso, voorjaar 1938
De spanten waren van gegalvaniseerd staal L40x40x4 afstand 600 mm. Daartussen bevonden zich ingebogen spanten van eikenhout 45 x 32 mm.
De motor was een Morris Vedette benzinemotor, 11 pk, 4 cilinders.
Bouw
Kort na de ondertekening van het contract in Haarlem op 31 januari 1938 werd op scheepswerf “De Vlijt” in Aalsmeer met de bouw van de “Friso” een begin gemaakt. Volgens het Bestekkenboek van 1938 begonnen J. Elsgeest en S. van de Gulik in de week van 5 tot 11 februari 1938 met de bouw van het zeilschip.
Het werk was klaar in de week van 20 tot 26 augustus 1938 nadat Klaas Moenis, Dirk Waayman, Arie Wies en Jaap van der Geest de laatste hand aan de “Friso” hadden gelegd.
Voorbereidingen voor de tewaterlating in de zomer van 1938
Scherp Gesneden
In juni 1987 verscheen in dit blad van de Vereniging Klassieke Scherpe Jachten een artikel met herinneringen van opdrachtgever Dietz. Dat was ruim 49 jaar nadat de “Friso” de werf in Aalsmeer had verlaten. Hier volgen enkele citaten uit dit interessante artikel:
Feest
“Het ondertekenen van het bouwcontract bij ontwerper H. W. de Voogt was voor mij uiteraard een feestelijk gebeuren. De secretaresse kwam binnen met beschuit en oranje muisjes: het was 31 januari 1938. Zij meldde een feest op veel grotere schaal: na tientallen jaren weer een Koninklijke geboorte. Ook opluchting bij de souvenirhandel, die veel geld had gestoken in herdenkingsbordjes met de maand januari ingebakken.”
Heer
“Spelling en grammatica in het bouwbestek zijn natuurlijk ook antiek en het valt den aandachtigen lezer (derde naamval!) op dat het woord Heer met een Hoofdletter is geschreven. In dit kader heb ik bij een van mijn eerste bezoeken aan de bouwwerf in Aalsmeer een forse blunder begaan, toen ik kennis wilde maken met de vakman aan de spantbuigmachine en hem daarbij een hand wilde geven. Hij deinsde ontsteld achteruit en legde vervolgens eerbiedig uit, dat dit gebaar blijk gaf van een zeldzame sociale onbenulligheid. Ik was student en dus een Heer; hij een handwerksman (met een kleine h) en de brede kloof hiertussen kon niet door een handdruk worden overbrugd.
Composiet
“Het meest kenmerkende bij de constructie van de Friso is de composiete bouw, een houten scheepswand op ijzeren spanten. Zij heeft dit gemeen met de wereldberoemde theeclipper ‘Cutty Sark’, nog steeds in Londen in het droogdok te zien. Evenals bij de ‘Cutty Sark’ is de huid grotendeels van teakhout. De heer De Voogt had nog wel gewezen op de voordelen van mahoniehout: minder gewicht in de romp, wat meer gewicht in de ballastkiel, wat meer prijzen bij wedstrijden. De grote duurzaamheid van teak gaf echter de doorslag.
Ballast
“Het doet thans vreemd aan, dat het materiaal van de ballastkiel niet in het bestek is gespecificeerd. Toentertijd was lood slechts weinig duurder dan ijzer en het gieten ervan in eigen beheer van de werf (veevoerketels?) een stuk goedkoper dan het laten gieten van ijzer. Lood heeft een kleiner volume; een loden kiel heeft daardoor minder weerstand door het water en het zwaartepunt kan iets lager komen. Kortom, de keuze van lood was vanzelfsprekend voor alle partijen.”
Zeilervaringen
“Het zeezeilen vereist twee vrijwel afzonderlijke zaken: dat je met je schip even gemakkelijk kunt omgaan als met je fiets, ook en vooral bij stormweer, en ten tweede dat je naar gelang van de omgeving goed kunt navigeren. Omgang met het schip leer je het snelst tijdens de wedstrijden en in de eerste jaren hebben wij inderdaad aan een aantal wedstrijden deelgenomen, zij het niet zo doelbewust. Bedaard hoogtepunt: een tweede prijs bij een honderdmijlswedstrijd als beloning voor veel geduld. Een zuidwesterstorm had zoveel water weggeblazen, dat de eindstreep in het Buiten-IJ door ondiepte onbereikbaar werd. Wij ankerden en genoten een heerlijke rust, terwijl we de hele nacht voor Pampus lagen. (Nu is het duidelijk waar de uitdrukking vandaan komt.) De laatste mijl werd de volgende ochtend in alle kalmte afgelegd. Bij zo’n honderdmijlswedstrijd komt al aardig wat navigatie van pas.
Op den duur kreeg belangstelling voor het toerzeilen toch de overhand, waarbij het accent verschoof naar navigatie, ook op de Waddenzee en langs de Noordzeekust tussen Ostende en Terschelling.”
Jubileum
In 2008 organiseerde de tegenwoordige schipper, mevrouw E. Schoemaker, een nicht van de heer Dietz, een verjaardagsborrel ter gelegenheid van het 70 jarig bestaan van de “Friso”. Er wordt nog veel mee gezeild, meestal op het IJsselmeer en tot voor kort vond de winterberging nog altijd plaats in een loods van de familie De Vries in Aalsmeer.
Zo te zien is de “Friso” nog lang niet uitgezeild!
Oktober 2005, de “Friso” op weg naar de winterberging in Aalsmeer
Pracht schip !